Een speciale familie: de T2’s

Sommige orka’s springen er uit door hun uiterlijke kenmerken. In 1970 stuitten jagers voor dolfinaria op een hele groep van vijf excentrieke individuen. Drie van deze dieren raakten definitief hun vrijheid kwijt, maar twee andere keerden terug naar de natuur. Het verdere verhaal van deze twee dieren illustreert de typische, meer losse, sociale band tussen Bigg’s orka’s. Nog steeds kan men genieten van de nakomelingen van deze speciale groep.

Door Annemieke Podt  /  Juni 2016 – Update maart 2017

 

Op 1 maart 1970 werd een groep orka’s gevangen in Pedder Bay in de buurt van Victoria op Vancouver Island. De dieren waren bedoeld voor dolfinaria. De groep bestond uit vijf individuen: Charlie Chin (T1, ♂), Pointednose Cow (T2, ♀), Scarredjaw Cow (T3, ♀), Chimo (T4, ♀) en Nootka (T5, ♀). Waarschijnlijk was Charlie Chin de zoon van Pointednose Cow en was Chimo de dochter van Scarredjaw Cow. Later bleek dat het een groep vleesetende Bigg’s orka’s betrof, maar in 1970 kende men dat fenomeen nog niet. Opvallend aan deze groep orka’s was de afwijkende vorm van het hoofd en de kaken van de dieren. Dit was het duidelijkst zichtbaar bij Charlie Chin. Zijn onderkaak stak verder naar voren dan zijn bovenkaak. Maar het meest opvallende was wel de witte kleur van de jonge orka Chimo.

De kleur werd veroorzaakt door het genetische syndroom van Chediak-Higashi. Hierdoor was Chimo vatbaarder voor infecties en had ze een lagere levensverwachting. Een witte orka is een zeldzaamheid. Toch zijn er sinds 1923 waren waarnemingen bekend van een witte orka bij de westkust van Canada. In 1958 werden Pointednose Cow en Scarredjaw Cow samen gezien en gefotografeerd met een witte orka. Dit kon Chimo niet zijn, want bij de vangst in 1970 was Chimo nog niet volwassen en haar geboortejaar werd rond 1965 geschat. Deze andere witte orka stond bekend als Alice (T6). Of de witte orka uit 1958 dezelfde was als die in 1923 al werd gezien is onduidelijk. Mogelijk waren het twee verschillende orka’s binnen dezelfde familiegroep, want het syndroom dat de afwijkende kleur veroorzaakte is erfelijk. 

alinealijn

De bovenstaande video is gemaakt door de duikers van Jacques Cousteau in Sealand of the Pacific. De duikers proberen vis te voeren. Onwetend over het feit dat twee van deze orka’s alleen vlees gewend zijn. Chimo is ook onderwater een opvallende verschijning.

alinealijn

Chimo en Nootka

Na iets minder dan een maand na de vangst werden Chimo en Nootka verplaatst naar Sealand of the Pacific, een aquarium in Victoria. Het aquarium had al een orka, een Southern Resident mannetje genaamd Haida, die in oktober 1968 was gevangen. Chimo en Nootka wilden in Pedder Bay niets eten, maar in het aquarium begonnen ze met hulp van Haida vis te eten. De drie orka’s konden in het begin goed met elkaar overweg, maar al snel kwamen er problemen tussen Chimo en Nootka. Nootka gedroeg zich agressief tegen Chimo en het werd duidelijk dat één van de twee moest vertrekken.

Nootka werd verkocht aan Japanese Deer Park in Californië en Chimo bleef in Sealand of the Pacific. Chimo bleef echter niet lang in leven. Ruim tweeëneenhalf jaar na haar vangst overleed ze in november 1972 aan een infectie. Nootka hield het langer vol in gevangenschap. Tijdens haar leven verhuisde ze nog meerdere malen en leefde ze ook in Seven Seas in Texas, Marineland in Ontario en belandde uiteindelijk in SeaWorld in Californië. Na in totaal twintig jaar in gevangenschap te hebben geleefd overleed ze in maart 1990.

Employees Sylvia Coleman (left) and Leo Scott of Seven Seas, Arlington, watching Newtka the Killer Whale and wearing black armbands in protest over closing of the park, 10/09/1974

Nootka in Seven Seas, Arlington in 1974. Foto: library.uta.edu

alinealijn

“Gedurende lange tijd weigerden ze de vis te eten die aan ze werd gegeven. Ze waren immers gewend om te jagen op zeezoogdieren.”

Het lot van de achterblijvers

Scarredjaw Cow en Pointednose Cow waren verkocht aan het park Seven Seas in Texas. Charlie Chin zou vrijgelaten worden. Toch bleven deze drie orka’s nog in de met netten afgezette baai. Gedurende lange tijd weigerden ze de vis te eten die aan ze werd gegeven. Ze waren immers gewend om te jagen op zeezoogdieren. Na twee maanden waren de orka’s zo mager geworden dat de contouren van de ribbenkast zichtbaar werden. 75 dagen na de vangst overleed Scarredjaw Cow. Na zonsondergang werd haar lichaam naar zee gebracht en daar gedumpt. Het lichaam zonk direct en is nooit meer teruggevonden. Een paar dagen na haar dood kregen Pointednose Cow en Charlie Chin van een dierenarts een injectie met vloeibare glucose en vitamine B12 om hun eetlust te stimuleren. Een dag later kregen ze opnieuw een injectie.

Naast problemen met eten had Pointednose Cow ook een verbrandde rug gekregen doordat ze veel aan het wateroppervlak in de zon bleef hangen. Daarom werd er zinkzalf op haar huid gesmeerd. De avond na de tweede injectie kregen de orka’s verse zalm aangeboden. Charlie Chin pakte de eerste zalm en zwom ermee naar Pointednose Cow. Ze aten allebei een helft. Sinds dat moment aten de orka’s een grote hoeveelheid vis per dag en hun gezondheid verbeterde aanzienlijk. Omdat Scarredjaw Cow was overleden zou Charlie Chin niet meer worden vrijgelaten, maar met Pointednose Cow meegaan naar Seven Seas. Zo ver kwam het echter niet, want op 27 oktober 1970 kregen de twee orka’s de kans te ontsnappen. Iemand had het net los gemaakt en er gewicht overheen gegooid zodat het net zonk. Na bijna acht maanden hadden de orka’s hun vrijheid weer terug.

Het leven gaat verder

Na hun terugkeer in de natuur gingen Pointednose Cow en Charlie Chin weer over op het typische dieet van Bigg’s orka’s: zeezoogdieren. In de daaropvolgende jaren kreeg Pointednose Cow een aantal kalveren: Bajo (T2A, ♂) in 1972, Pedder (T2B, ♀) in 1979 en Tasu (T2C, ♀) in 1989. In 1978 verdween Bajo uit de groep. Pas jaren later, in de herfst van 1986, werd hij weer gezien bij het noorden van Vancouver Island. Hij was alleen en jaagde op zeevogels. Het was een raadsel waar hij al die jaren had doorgebracht. Bajo werd in 1988 voor het laatst gezien bij Glacier Bay in zuidoost Alaska.

Ook Charlie Chin bleef niet bij de groep. In 1986 werd voor het eerst waargenomen dat hij de groep had verlaten. Soms keerde hij terug naar de groep, maar regelmatig werd hij alleen gezien. Uiteindelijk verdween Charlie Chin in 1992 na een waarneming bij Dixon Entrance in Alaska. Dit was de laatste officiële melding, zijn markante rugvin is sindsdien niet meer gezien.

T2 stamboom

alinealijn

“Pointednose Cow, later ook wel bekend als Florencia, is sinds 2009 vermist en waarschijnlijk overleden.”

In 1992 begon ook Pedder tijd door te brengen zonder haar groep. In 2006 kreeg ze een kalf, T2B1, maar deze overleed in 2007. Pedder werd in 2015 nog waargenomen en wordt vaak met de T60s gezien. Pointednose Cows dochter Tasu bleef wel bij haar. Pointednose Cow, later ook wel bekend als Florencia, is sinds 2009 vermist en waarschijnlijk overleden. Tasu is wel in leven en heeft een aantal nakomelingen: Rocky (T2C1, ♂) uit 2002, Tumbo (T2C2, ♂) uit 2005 en Lucy (T2C3, ♀) uit 2011. Tumbo is herkenbaar aan de afwijkende vorm van zijn ruggengraat. In 2016 is Tasu samen met haar kinderen in de wateren bij Vancouver Island gezien, in dezelfde wateren waar eens hun zonderlinge, maar beroemde, familieleden werden gevangen.

alinealijn

Bronnen:

  • Vancouver Aquarium
  • Orcahome.de
  • The Center for Whale Research
  • Orca, the whale called killer – E. Hoyt (1990)
  • Transients – J. Ford & G. Ellis (1999)
  • Photo-identification Catalogue of Bigg’s (Transient) Killer Whales From Coastal Waters of British Columbia, Northern Washington, and Southeastern Alaska – J. Towers, G. Ellis & J. Ford (2012)
  • The Blackfish Sounder (1996)

Comments

comments